OK
Dag van opname
Op de dag van de operatie wordt u opgenomen in het Antoni van Leeuwenhoek. U meldt zich bij de receptie in de centrale hal. Eén van de gastdames of -heren brengt u naar de verpleegetage. Daar wordt u door een verpleegkundige naar uw kamer gebracht. Op de dag van opname spreekt u verschillende medewerkers:
- De afdelingsarts:
- stelt zich op de hoogte van uw huidige gezondheidstoestand en verricht lichamelijk onderzoek;
- bezoekt u dagelijks tijdens de opname om op de hoogte te blijven van uw situatie en u over het medische beleid te informeren;
- heeft nauw contact met uw uroloog;
- De verpleegkundige:
- informeert u over de operatie en de periode in het ziekenhuis;
- neemt met u de verpleegkundige gegevens door en bespreekt de klachten en symptomen;
- kan - in overleg met u - aanvullende zorgverleners inschakelen, zoals een diëtist en maatschappelijk werker;
- coördineert de verpleegkundige zorg tijdens uw verblijf op de afdeling;
- biedt u ondersteuning en begeleiding;
- vertelt u welke slaappillen en andere medicijnen door de anesthesioloog zijn voorgeschreven en vanaf welk tijdstip u niet meer mag eten en drinken.
Op de dag van de operatie kunt u zich wassen of douchen zoals u gewend bent. Wij verzoeken u uw huid niet in te smeren met crème of lotion. Scheren van het operatiegebied is niet nodig. U krijgt een operatiehemd van de verpleegkundige. Prothesen (zoals een gebit), hulpmiddelen (zoals een bril of lenzen), sieraden, make-up en nagellak moet u verwijderen voordat u naar de operatiekamer gaat. Als u een hoorapparaat heeft, kunt u deze in houden.
Als u dit met de anesthesioloog heeft afgesproken, krijgt u voor de operatie een rustgevend medicijn, zodat u zich beter kunt ontspannen. De verpleegkundige brengt u naar de voorbereidingsruimte van de operatiekamer, waar een medewerker van de operatiekamer u ontvangt. Vóór de operatie krijgt u een infuus waardoor de narcose wordt toegediend. Er wordt een blaaskatheter tijdens de operatie ingebracht voor de afvoer van urine.
Periode na de operatie
Na de operatie blijft u enige tijd op de uitslaapkamer voordat u naar de verpleegafdeling gaat. Op de verpleegafdeling komt de afdelingsarts elke dag bij u langs om samen met u en de verpleegkundige de voortgang van uw herstel te bespreken. De afdelingsarts bespreekt met de uroloog het verloop van uw herstel. Een van de urologen komt u ook na de operatie bezoeken. Na de operatie krijgt u mogelijk een injectie met het middel Fraxiparine in uw buik, bovenbeen of bovenarm. Fraxiparine voorkomt stolselvorming in de bloedvaten (trombose), katheters, lijnen en drains.
Na de operatie heeft u een aantal ‘slangen’:
- Een infuus voor vocht- en medicatietoediening. Dit infuus bevindt zich in de ader van een arm. Het wordt verwijderd zodra u in staat bent voldoende te drinken en geen medicijnen via het infuus meer nodig heeft;
- Een slangetje in de neus voor toediening van extra zuurstof. Meestal is dit alleen nodig in de eerste 24 uur na de operatie;
- Een blaaskatheter om urine af te voeren. De urinekatheter moet tot 10 à 14 dagen na de operatie blijven zitten. Zo kan de nieuwe verbinding tussen plasbuis en blaas rustig genezen;
- Soms een wonddrain in het operatiegebied voor de afvoer van wondvocht,bloed of urine. Afhankelijk van de hoeveelheid wondvocht wordt deze meestal de dag na de operatie verwijderd.
Pijn
Goede pijnbestrijding is belangrijk om goed te kunnen doorademen, te hoesten, te bewegen en om uw bed in en uit te komen. Hierdoor herstelt u sneller. De pijnbestrijding kan bestaan uit medicijnen die worden ingebracht via:
- Een katheter rond de zenuwen in de rug;
- Een gewoon infuus;
- Medicijnen die u zelf moet innemen.
Als u pijn heeft, is het belangrijk dat u dit aangeeft. De verpleegkundige zal u 2 tot 3 maal per dag vragen om uw pijn te omschrijven met een cijfer van 0 tot 10.
Misselijkheid
Misselijkheid na de operatie komt regelmatig voor. Dit kan komen door de narcose of door de operatie zelf. Bent u misselijk, dan is het belangrijk dat u dit aangeeft. De verpleegkundige kan u medicijnen geven om misselijkheid tegen te gaan.
Wond
De verpleegkundige inspecteert dagelijks de wond en verbindt deze zo nodig. De buikwond wordt onderhuids gehecht, er hoeven geen hechtingen te worden verwijderd. Vaak is het gevoel van de huid rondom het litteken na de operatie veranderd. Dit gevoel kan lang aanhouden, maar herstelt zich over het algemeen wel. Is er een drain geplaatst, dan kan er lymfevocht uit de insteekplek komen. Meestal plakt de verpleegkundige een klein opvangzakje op voordat u naar huis gaat. Komt er geen vocht meer uit de insteekplek, dan kunt u het zakje verwijderen.
Beweging en fysieke activiteit
Al vanaf de eerste dag na de operatie mag u proberen te lopen. Voor uw herstel is het belangrijk dat u vanaf de eerste dag na de operatie uit bed gaat. Ook helpt het complicaties voorkomen zoals trombose, longontsteking en een vertraagde stoelgang. U zult merken dat activiteiten die vóór de ingreep vanzelfsprekend waren, nu veel inspanning kosten. U zult uw energie moeten verdelen over de dag. De dag na de operatie mag u al naar huis.
Stoelgang
Na de operatie functioneren de maag en darmen tijdelijk minder goed. Hierdoor kunt u misselijk zijn en kan de stoelgang vertraagd zijn. Het duurt een paar dagen voor de maag en de darmen weer op gang komen en u weer ontlasting heeft. Dit kan gepaard gaan met misselijkheid en krampen. Soms is de ontlasting in het begin erg hard of juist heel dun. Dit is normaal en heeft meestal niet met uw voeding te maken. Bij ontslag uit het ziekenhuis krijgt u een recept mee die de stoelgang op gang brengen. Met dit recept haalt u de medicijnen op bij de apotheek.
Plassen
De periode na de operatie heeft u een blaaskatheter. Deze houdt u 10 tot 14 dagen. Tijdens de opname leert u van de verpleegkundige hoe u de katheter verzorgt. Bij ontslag krijgt u een pakket mee met materiaal om de katheter te verzorgen en een folder waarin u alle informatie erover nog eens kunt lezen.
Voeding
Na de operatie mag u gelijk weer alles eten en drinken. Uw eetlust kan de eerste tijd verminderd zijn, dit zal snel weer herstellen.
Het ontslag
Wanneer u weer naar huis mag na de operatie (‘met ontslag’) is afhankelijk van uw herstel en zelfstandigheid. Over het algemeen kunt u na 1 dag het ziekenhuis verlaten. Mogelijk heeft u na ontslag uit het ziekenhuis nog zorg nodig. Bespreek dit tijdig met uw verpleegkundige en/of casemanager. De verpleegkundige voert een ontslaggesprek met u en, als u dat wilt, uw naaste. Tijdens het gesprek wordt teruggekeken op uw verblijf in het Antoni van Leeuwenhoek en wordt u voorbereid op de periode die zal volgen. De volgende afspraken zijn weer in uw eigen ziekenhuis. Uw huisarts stellen wij per brief op de hoogte van de operatie. Ongeveer 5 dagen na uw ontslag neemt uw casemanager uit uw eigen ziekenhuis telefonisch contact met u op om te horen hoe het gaat en/of u vragen heeft. De casemanager plant afspraken voor u in op de polikliniek voor het verwijderen van de katheter en de uitslag van het weefselonderzoek.
Met dank aan de afdelingen urologie en communicatie van Noordwest Ziekenhuisgroep.